Uitslag kennistoets Cliënten met een auditieve of visuele beperking

Overzicht van de juiste antwoorden voor deze kennistoets.

Vraag Antwoorden
1. Welk gebaar wordt in de video uitgebeeld Het juiste antwoord is antwoord b. in de video wordt in gebarentaal de grote teen aangeduid.
2. Vanaf hoeveel decibel gehoorverlies ben je echt doof en kun je niets meer aan geluid of trillingen waarnemen? Het juiste antwoord is antwoord c. Bij een gehoorverlies van 120 dB.
Vanaf 90 dB gehoorverlies wordt je al doof genoemd, je kunt dan alleen omgevingsgeluiden in de nabije omgeving waarnemen. Vanaf 110 dB gehoorverlies neem je alleen lage tonen of trillingen in de nabije omgeving waar. Bij een gehoorverlies van 120 dB kun je ook geen trillingen meer waarnemen.Bij een gehoorverlies tussen de 70 en 90 dB ben je zwaar slechthorend, je hoort nog wel groepsgesprekken met luide stem, maar je kun het niet altijd goed verstaan.

De gradaties van gehoorverlies gaan in NEderland niet verder dan een verlies van 120 dB. Dus 180 dB is daarin niet terug te vinden.

3. Wat is juist? Het juiste antwoord is antwoord a. Geleidingsslechthorendheid wordt veroorzaakt door een probleem in het uitwendige oor of in het middenoor, waardoor de overdracht van geluidsgolven wordt gehinderd. Geleidingsslechthorendheid wordt ook wel conductief gehoorverlies genoemd.

Bij perceptieslechthorendheid zit het probleem niet in het middenoor, maar in het binnenoor, de gehoorzenuw of in de auditieve hersendelen. Wel juist is dat bij perceptieslechthorendheid de waarneming van het geluid wordt beïnvloed.

Sensorineuraal gehoorverlies is een andere benaming is voor perceptieslechthorendheid. Het probleem kan weliswaar in de gehoorzenuw zitten, maar het is niet juist dat de overdracht van geluidsgolven wordt gehinderd. Het is de perceptie van het geluid dat wordt aangetast. Bovendien kan het probleem ook veroorzaakt worden door een probleem in het binnenoor of in de auditieve hersendelen.

4. Waardoor kan een ongezonde leefstijl gehoorverlies veroorzaken? Het juiste antwoord is antwoord c. Door (te veel) roken of verkeerde voeding kan de bloedtoevoer naar het oor verminderen.
5. Wat is een kenmerk van ouderdomsdoofheid? Het juiste antwoord is antwoord a. Mensen horen hoge tonen niet meer en hebben moeite om een gesprek te volgen als er geroezemoes op de achtergrond is.
6. Waar hebben mensen met tinnitus last van? Tinnitus is een aandoening met betrekking tot het horen. Antwoord b. is juist. Ze nemen geluiden waar zonder dat er een geluidsbron van buitenaf aanwezig is. Dit kan een rinkelend, fluitend, suizend, piepend, dreunend of kloppend geluid zijn.
7. Welke voetproblemen signaleert medisch pedicure Mirjan Boot (Op bezoek, Podopost nr. 5) regelmatig bij blinde of slechtziende cliënten? Het juiste antwoord is antwoord a. klauwtenen, mycosenagels en voetschimmel
8. Bij welke aandoening horen de volgende kenmerken: verhoogde druk in de oogbol, gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld, beginnende vlekken aan de randen? Het juiste antwoord is antwoord b. Glaucoom.

De kenmerken van staar zijn vertroebeling van de ooglens, waardoor het zicht langzaam verminderd.

De kenmerken van maculadegeneratie zijn steeds vlekkeriger zien of het verlies van stukken van het gezichtsveld. Het scherpe zien verdwijnt langzaam en er blijft midden in het beeld een vlek achter.

9. Hoe kun je het beste communiceren met slechthorende of dove cliënten? Antwoord a is juist. Communiceren via e-mail, Whatsapp, handgebarentaal, liplezen of een tolk zijn weliswaar allemaal opties om te kunnen communiceren met iemand die doof is, maar welke wijze van communicatie het meest geschikt is, en wanneer je welke optie het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de dove of slechthorende cliënt.
10. Wat kun je bij een blinde of slechtziende cliënt het beste doen als deze voor het eerst in de praktijk komt? Het juiste antwoord is antwoord d. Doordat de cliënt zich in een onbekende ruimte nog niet gemakkelijk kan bewegen, is het belangrijk om wat extra tijd in te plannen. Doordat de cliënt niet kan zien wat je gaat doen, is het belangrijk om te vertellen wat je gaat doen en ook te vertellen wat je waarneemt. Je bent als het ware de ogen van de cliënt. Het blijft echter belangrijk om met de cliënt zelf te overleggen waar hij/zij assistentie bij nodig heeft. Iedere cliënt is weer anders en heeft daardoor andere behoeften.