Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

ProVoet-congres: ‘Belang voetzorg onderbelicht, terwijl mobiliteit begint bij de voeten’

Frank van Wijck
Valt de voetzorgprofessional onder de essentiële beroepen? Die vraag stond centraal tijdens het congres Voetzorg bij ouderen in thuissituatie of zorginstelling van ProVoet powered by Voetzorg+ op zaterdag 27 maart. Het onderwerp sloot naadloos aan op de actualiteit van de coronacrisis, maar blijkt ook in breder verband essentieel. Het antwoord op het vraagstuk van die dag was dus duidelijk: ja.

Voetzorg wordt primair gezien als onderdeel van de uiterlijke verzorging. En waar het om de voetzorg voor ouderen gaat, nekte dat zich tijdens de eerste fase van de coronacrisis. Dat is het beeld dat naar boven komt uit een enquête die voorafgaand aan het congres werd gehouden onder ProVoet-leden. De verpleeghuizen gingen op slot en daarmee konden ook pedicures niet meer naar binnen om de voetzorg te verlenen aan hun cliënten. De verpleegkundigen en verzorgenden zijn onvoldoende geschoold om die zorg over te nemen. De thuiswonende ouderen durfden vaak de deur niet meer uit – wat hen beperkte in hun mobiliteit – en waren ook huiverig om nog mensen binnen te laten. Zo bleven deze mensen maanden verstoken van voetzorg. En gelet op het feit dat twee derde van de ouderen boven de 75 jaar niet meer bij de eigen voeten kan, waren deze mensen ook niet in staat om hun eigen voeten naar behoren te verzorgen.

Mischa Nagel aan het woord over de enquête-uitkomsten.

Beide situaties onderstreepten hoezeer het belang van voetzorg onderbelicht is, concludeerde ProVoet-directeur Ron Verschuren. ‘Dit terwijl de mobiliteit begint bij de voeten’, zei hij in zijn openingswoord. ‘Als de mobiliteit achteruit gaat, krijgt iemand vanzelf ook minder behoefte om te bewegen.’ De gevolgen lieten zich raden en kwamen ook duidelijk naar voren uit de enquêteresultaten die Mischa Nagel tijdens het congres besprak: schrijnende verhalen over pijn, ontstekingen en valincidenten, omdat niet adequaat wordt gehandeld naar het gegeven dat bij het ouder worden van de voeten veranderingen optreden die tot grote problemen kunnen leiden.

Coronacrisis symbool voor groter probleem

De coronacrisis onderstreept slechts een al veel langer bestaand probleem rond de voetzorg voor ouderen. Bij de screening voor opname in het verpleeghuis is de voetzorg weliswaar een onderdeel van het behandelplan, maar het ontbreekt aan een landelijk protocol dat er voor zorgt dat bij die screening ook de status van de voeten wordt meegenomen. Is die aandacht er wel, dan worden niet altijd de schoenen of sokken uitgedaan, of wordt slechts één voet bekeken. Maakt een oudere in de thuissituatie al gebruik van een voetzorgprofessional, dan kan dit contact na opname in het verpleeghuis behouden blijven, maar zijn de kosten voor de persoon zelf. De voetzorgprofessional moet dan veelal het werk doen op de kamer van de bewoner, wat het moeilijk maakt de vereiste hygiënemaatregelen na te leven. Verder kan dementie het werk voor de voetzorgprofessional bemoeilijken, want die kan het gedrag van degene die deze zorg ondergaat onvoorspelbaar maken. Een probleem dat zich niet alleen in het verpleeghuis manifesteert. Het speelt ook steeds vaker in de thuissituatie een rol, nu het overheidsbeleid erop gericht is dat ouderen ook bij toenemende kwetsbaarheid zo lang mogelijk thuis blijven wonen.

Een extra handicap is gebrek aan communicatie. In het verpleeghuis heeft de voetzorgprofessional geen bevoegdheid om aantekeningen te maken in het dossier van de bewoner, of dit in te zien om een beeld te krijgen van de andere zorg die de persoon er ontvangt. In de thuissituatie vindt veelal geen kennismakingsgesprek plaats tussen de voetzorgprofessional en de thuiszorg. Ook heeft de voetzorgprofessional niet het recht het dossier van de cliënt in te zien, of hierin aantekeningen te maken die relevant kunnen zijn voor de medewerkers van de thuiszorg.

Medische indicatie

Bovenstaande probleembeschrijvingen kwamen ruimschoots aan bod tijdens het bijzondere congres, dat geen opeenvolging van lezingen was, maar her en der onderbroken werd door een korte paneldiscussie. De discussie – onder leiding van Nagel en orthopedisch chirurg Kirsten Veenstra (Sint Maartenskliniek) – vormde juist de kern. En de vraag naar het al dan niet essentieel zijn van het beroep van de voetzorgverlener stond centraal.
In de coronacrisis is in een aantal gevallen een manier gevonden om die zorgverlener toch in het verpleeghuis toe te laten, door een medische indicatie te verlenen aan de voetzorg van een bewoner. Normaal mag dit alleen als sprake is van diabetes of reumatoïde artritis.

Mascha de Haan, juridisch adviseur bij Zorginstituut Nederland, benadrukte echter dat er ook andere categorieën patiënten zijn voor wie voetzorg essentieel is en dat mogelijkheden voor vergoeding vanuit het basispakket bestaan als aantoonbaar is dat die onder geneeskundige zorg vallen, medisch noodzakelijk zijn en voldoen aan de stand van wetenschap en techniek. Maar dan moeten er wel publicaties zijn die aangeven dat de voetzorg – ook als die niet gegeven wordt in relatie tot diabetes of reumatoïde artritis – medisch noodzakelijk en bewezen effectief is. Dit betekent dat er een taak ligt bij de voetzorgprofessionals zelf, concludeerde Nagel: dataverzameling om de medische waarde van hun werk aan te tonen. Daarvoor moet dan wel een landelijk registratiesysteem worden ontwikkeld. ‘Dat moet er komen’, zei Verschuren, ‘het is een randvoorwaarde’.

Netwerk, kennisdeling en protocollen

Tegelijkertijd was voor alle aanwezigen duidelijk dat de noodzakelijke kwaliteitsverbetering in de voetzorg voor ouderen niet van de voetzorgprofessionals alleen kan komen. De thuiszorg, huisartspraktijken en verpleeghuizen moeten open staan voor netwerkopbouw en voor kennisdeling over voetzorg. Nagel: ‘Er moeten heldere afspraken komen over de verantwoordelijkheden die de diverse partijen hebben voor de ouderen voor wie zij werken. Er moeten protocollen komen om voetklachten te melden en registreren. En er moet van overheidswege een duidelijke stelling komen over het essentieel zijn van professionele voetzorg en de vergoeding hiervoor.’

Op de vraag hoe dit tot stand kan worden gebracht, reageerde Verschuren door te stellen dat dit de onderwerpen zijn waarover de voetzorgprofessionals en beleidmakers met elkaar in gesprek moeten komen. En Veenstra onderstreepte nog eens hoe essentieel dit is, door te stellen: ‘Regel dus dat dit gebeurt, anders blijf je de Calimero. Ik doe 70 procent van mijn tijd voeten en enkels, maar dat doe ik natuurlijk maar voor een beperkt aantal patiënten. Er zijn in Nederland duizenden voetzorgprofessionals die duizenden mensen helpen. Als medisch specialisten doen we dus maar een fractie van de voetzorg. De voetzorgprofessionals doen de basis en dat is veel belangrijker.’

Tekst: Frank van Wijck | Foto’s: Voetzorg+